In het eenzame westen
De meeste bezienswaardigheden van Bangkok liggen aan de oostkant van de machtige Chao Phraya-rivier. Behalve Wat Arun, die ligt eenzaam aan de westoever in Thonburi. Dat komt doordat koning Taksin zo'n 230 jaar geleden de hoofdstad aan die kant van de rivier stichtte. Op een dag legde hij bij dageraad zijn boot aan bij de tempel en lijfde hij die in bij zijn paleis. Sinds zijn bezoek wordt het complex Wat Arun genoemd, de 'Tempel van de god van de dageraad'. Thonburi was niet zo lang hoofdstad; de regeerperiode van Thaksin duurde nog geen 15 jaar. Na de hoogtijdagen verlieten monniken de tempel en kwam het gebouw in verval. Pas vele jaren later besloot een andere koning de vervallen tempel op te knappen en uit te breiden. De 'prang', de maïskolfvormige toren, kreeg de meeste aandacht. Deze steekt met zijn imposante hoogte van 79 meter nog steeds ver boven de omliggende gebouwen uit.
De prang staande houden
Tussen boeddha's en demonen
U komt niet ongezien het complex binnen: twee mythische reuzen houden de wacht bij de toegangspoort. En ze zijn niet de enige standbeelden die u hier opwachten. Het eerste terras, ofwel de eerste hemel, staat vol met beelden die Boeddha in verschillende periodes van zijn bestaan uitbeelden. En elke verdieping van de tempel wordt ondersteund door demonische bewakers en 'kinnaree', ofwel half-mensen.
