Van luciferverkoper tot multimiljardair
Ondernemen zat Ingvar Kamprad in het bloed: als 5-jarig jongetje verdiende hij al een zakcentje bij door lucifers te verkopen. Op zijn 17de opende hij een winkeltje, dat hij ‘Ikéa’ noemt – een acroniem van zijn eigen initialen plus de boerderij Elmtaryd en het dorp Agunnaryd waar hij opgroeide. Kamprad deed goede zaken, vooral met de verkoop van meubels, die hij persoonlijk thuisbezorgde met de trekkar van de plaatselijke melkboer. In 1958 opende hij het eerste zelfbedieningswoonwarenhuis, dat veel te groot was voor zo’n klein dorp, maar de klandizie kwam al snel uit heel Scandinavië – en in drommen. Zestig jaar later is IKEA in Älmhult uitgedijd tot 15 bedrijven met 5.000 medewerkers uit 50 landen. Behalve het hoofdkantoor vind je hier een ontwerpstudio en testlab, de pr-afdeling waar de foto’s voor de 61 edities van de catalogus worden geschoten, een distributiecentrum, een IKEA-bank en een activiteitencentrum met een IKEA-bar en een IKEA-spa. En natuurlijk een IKEA-winkel – net niet de grootste ter wereld, maar wel de enige die het complete assortiment verkoopt.
Wandel door de geschiedenis van IKEA
Het lijkt op het eerste gezicht een gewone IKEA-winkel, maar er is niets te koop. Het IKEA-imperium in Älmhult is grotendeels alleen toegankelijk voor personeel, maar ook voor bezoekers valt er veel te beleven. In het IKEA-museum zijn de interieurs te zien die door de decennia heen werden verkocht, zoals een afgerond barmeubel uit de jaren ’60, psychedelisch behang uit de jaren ’70, een zwart-witte eetkamer uit de jaren ’80 of een rond bed uit de jaren ’90. Het bedrijf blijkt ook designklassiekers te hebben geproduceerd. Zin om te shoppen? Bezoek dan IKEA Fynd, ’s werelds grootste koopjeshoek, waar prototypes en meubels uit het testlab te koop staan.